• mee·ver·ze·ker·de
vervoeging van
meeverzekeren

meeverzekerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meeverzekeren
    • ... dat ik meeverzekerde. 
    • ... dat jij meeverzekerde. 
    • ... dat hij, zij, het meeverzekerde. 
  2. verbogen vorm van meeverzekerd, voltooid deelwoord van meeverzekeren