meestert
- mees·tert
vervoeging van |
---|
meesteren |
meestert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesteren
- Jij meestert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meesteren
- Hij meestert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meesteren
- Meestert!
- Het woord meestert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.