• mee·spreekt
vervoeging van
meespreken

meespreekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meespreken
    • ... dat jij meespreekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meespreken
    • ... dat hij meespreekt.