Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·rook·ten

Werkwoord

vervoeging van
meeroken

meerookten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meeroken
    • ...dat wij meerookten. 
    • ...dat jullie meerookten. 
    • ...dat zij meerookten.