Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·lijdt

Werkwoord

vervoeging van
meelijden

meelijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meelijden
    • ... dat jij meelijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meelijden
    • ... dat hij meelijdt.