Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·hielp

Werkwoord

vervoeging van
meehelpen

meehielp

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meehelpen
    • ... dat ik meehielp. 
    • ... dat jij meehielp. 
    • ... dat hij, zij, het meehielp.