meehielp
- mee·hielp
vervoeging van |
---|
meehelpen |
meehielp
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meehelpen
- ... dat ik meehielp.
- ... dat jij meehielp.
- ... dat hij, zij, het meehielp.
- ... dat ik meehielp.
- Het woord meehielp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.