Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·groei·den

Werkwoord

vervoeging van
meegroeien

meegroeiden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meegroeien
    • ...dat wij meegroeiden. 
    • ...dat jullie meegroeiden. 
    • ...dat zij meegroeiden. 

Gangbaarheid