Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·dis·cus·si·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
meediscussiëren

meediscussieerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meediscussiëren
    • ... dat ik meediscussieerde. 
    • ... dat jij meediscussieerde. 
    • ... dat hij, zij, het meediscussieerde.