meediscussiëren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van meediscussiëren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | meediscussiëren | mee te discussiëren | ||||||
toekomend | zullen meediscussiëren mee zullen discussiëren |
te zullen meediscussiëren mee te zullen discussiëren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben meegediscussieerd | te hebben meegediscussieerd | ||||||
toekomend | meegediscussieerd zullen hebben | meegediscussieerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
meediscussiërend | meegediscussieerd | ev. discussieer mee |
mv. verouderd discussieert mee |
discussiëre mee (bijzin) meediscussiëre | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | discussieer mee | discussieert mee | discussieert mee | discussieert mee | discussieert mee | discussiëren mee | discussiëren mee | discussiëren mee | |
verleden (o.v.t.) | discussieerde mee | discussieerde mee | discussieerde mee | discussieerde mee | discussieerde mee | discussieerden mee | discussieerden mee | discussieerden mee | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal meediscussiëren | zult/zal meediscussiëren | zult/zal meediscussiëren | zult meediscussiëren | zal meediscussiëren | zullen meediscussiëren | zullen meediscussiëren | zullen meediscussiëren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meediscussiëren | zou meediscussiëren | zou(dt) meediscussiëren | zoudt meediscussiëren | zou meediscussiëren | zouden meediscussiëren | zouden meediscussiëren | zouden meediscussiëren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | meediscussieer | meediscussieert | meediscussieert | meediscussieert | meediscussieert | meediscussiëren | meediscussiëren | meediscussiëren | |
verleden (o.v.t.) | meediscussieerde | meediscussieerde | meediscussieerde | meediscussieerde | meediscussieerde | meediscussieerden | meediscussieerden | meediscussieerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal meediscussiëren mee zal discussiëren |
zult/zal meediscussiëren mee zult/zal discussiëren |
zult/zal meediscussiëren mee zult/zal discussiëren |
zult meediscussiëren mee zult discussiëren |
zal meediscussiëren mee zal discussiëren |
zullen meediscussiëren mee zullen discussiëren |
zullen meediscussiëren mee zullen discussiëren |
zullen meediscussiëren mee zullen discussiëren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meediscussiëren mee zou discussiëren |
zou meediscussiëren mee zou discussiëren |
zou(dt) meediscussiëren mee zou(dt) discussiëren |
zoudt meediscussiëren mee zoudt discussiëren |
zou meediscussiëren mee zou discussiëren |
zouden meediscussiëren mee zouden discussiëren |
zouden meediscussiëren mee zouden discussiëren |
zouden meediscussiëren mee zouden discussiëren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb meegediscussieerd | hebt meegediscussieerd | hebt/heeft meegediscussieerd | hebt meegediscussieerd | heeft meegediscussieerd | hebben meegediscussieerd | hebben meegediscussieerd | hebben meegediscussieerd | |
verleden (v.v.t.) | had meegediscussieerd | had meegediscussieerd | had meegediscussieerd | hadt meegediscussieerd | had meegediscussieerd | hadden meegediscussieerd | hadden meegediscussieerd | hadden meegediscussieerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal meegediscussieerd hebben | zal/zult meegediscussieerd hebben | zult/zal meegediscussieerd hebben | zult meegediscussieerd hebben | zal meegediscussieerd hebben | zullen meegediscussieerd hebben | zullen meegediscussieerd hebben | zullen meegediscussieerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou meegediscussieerd hebben | zou meegediscussieerd hebben | zou/zoudt meegediscussieerd hebben | zoudt meegediscussieerd hebben | zou meegediscussieerd hebben | zouden meegediscussieerd hebben | zouden meegediscussieerd hebben | zouden meegediscussieerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm meegediscussieerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt meegediscussieerd | er is meegediscussieerd | |||||||
verleden | er werd meegediscussieerd | er was meegediscussieerd | |||||||
toekomend | er zal meegediscussieerd worden | er zal meegediscussieerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou meegediscussieerd worden | er zou meegediscussieerd zijn |