meeat
- mee·at
vervoeging van |
---|
mee-eten |
meeat
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van mee-eten
- ... dat ik meeat.
- ... dat jij meeat.
- ... dat hij, zij, het meeat.
- ... dat ik meeat.
- Het woord meeat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.