mazelde
- ma·zel·de
vervoeging van |
---|
mazelen |
mazelde
- enkelvoud verleden tijd van mazelen
- Ik mazelde.
- Jij mazelde.
- Hij, zij, het mazelde.
- Ik mazelde.
- Het woord mazelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
mazelen |
mazelde