marken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mar·ken
Zelfstandig naamwoord
de marken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord mark
Zweeds
Uitspraak
Naar frequentie | 1203 |
---|
Zelfstandig naamwoord
marken
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mark