markeert
- mar·keert
vervoeging van |
---|
markeren |
markeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van markeren
- Jij markeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van markeren
- Hij markeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van markeren
- Markeert!
- Het woord markeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.