marchandeer
- Geluid: marchandeer (hulp, bestand)
- mar·chan·deer
vervoeging van |
---|
marchanderen |
marchandeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen
- Ik marchandeer.
- gebiedende wijs van marchanderen
- Marchandeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van marchanderen
- Marchandeer je?
- Het woord marchandeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.