• ma·ni·cuurt
vervoeging van
manicuren

manicuurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manicuren
    • Jij manicuurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manicuren
    • Hij manicuurt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van manicuren
    • Manicuurt!