• ma·ni·cuur
vervoeging van
manicuren

manicuur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manicuren
    • Ik manicuur. 
  2. gebiedende wijs van manicuren
    • Manicuur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manicuren
    • Manicuur je?