manden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·den
Zelfstandig naamwoord
de manden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord mand
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mannen |
manden
- meervoud verleden tijd van mannen
- Wij manden.
- Jullie manden.
- Zij manden.
- Wij manden.
Deens
Woordafbreking
- man·den
Zelfstandig naamwoord
manden, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van mand
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mandar |
manden