majoreerde
- Geluid: majoreerde (hulp, bestand)
- ma·jo·reer·de
vervoeging van |
---|
majoreren |
majoreerde
- enkelvoud verleden tijd van majoreren
- Ik majoreerde.
- Jij majoreerde.
- Hij, zij, het majoreerde.
- Ik majoreerde.
- Het woord majoreerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.