mailde
- mail·de
vervoeging van |
---|
mailen |
mailde
- enkelvoud verleden tijd van mailen
- Ik mailde.
- Jij mailde.
- Hij, zij, het mailde.
- Ik mailde.
- Het woord mailde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
mailen |
mailde