• mø·ter
Naar frequentie 1146

møter

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van møte

møter

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van møte


  • mø·ter

møter

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van møta

møter

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van møte