• mør·ket
Naar frequentie 1913
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud mørket - -
o enkelvoud mørket
meervoud mørkede
mørkete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
mørkede
mørkete
- -

mørket

  1. verduisterd

mørket

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van mørket

mørket

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van mørke

mørket

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van mørke

mørket

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van mørke

mørket

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van mørke


  • mør·ket

mørket

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van mørke