Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /miːxaːm/
Woordafbreking
  • mí·chám

Zelfstandig naamwoord

míchám

  1. datief meervoud van mícha

Werkwoord

míchám

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord míchat