Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luidt

Werkwoord

vervoeging van
luiden

luidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luiden
    • Jij luidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luiden
    • Hij luidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van luiden
    • Luidt!