• lu·ar

luar

  1. buitenkant
    «obat luar»
    geneesmiddel voor uitwendig gebruik
  2. wat buiten iets gelegen is
    «Ibu datang dari luar.»
    Moeder komt van buiten.
    «di luar negeri»
    in het buitenland


  • lu·ar

luar

  1. tegenwoordige tijd van lua

luar

  1. tegenwoordige tijd van lue


enkelvoud meervoud
luar luares

luar m

  1. maneschijn