loskrijgt
- los·krijgt
vervoeging van |
---|
loskrijgen |
loskrijgt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskrijgen
- ... dat jij loskrijgt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loskrijgen
- ... dat hij loskrijgt.