• loo·chent
vervoeging van
loochenen

loochent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loochenen
    • Jij loochent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van loochenen
    • Hij loochent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van loochenen
    • Loochent!