loochende
- loo·chen·de
vervoeging van |
---|
loochenen |
loochende
- enkelvoud verleden tijd van loochenen
- Ik loochende.
- Jij loochende.
- Hij, zij, het loochende.
- Ik loochende.
- Het woord loochende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.