lonk
- lonk
vervoeging van |
---|
lonken |
lonk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonken
- Ik lonk.
- gebiedende wijs van lonken
- Lonk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lonken
- Lonk je?
- Het woord lonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lonk" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be