• licht·te
vervoeging van
lichten

lichtte

  1. enkelvoud verleden tijd van lichten
    • Ik lichtte. 
    • Jij lichtte. 
    • Hij, zij, het lichtte. 
vervoeging van
lichten

lichtte

  1. onpersoonlijke verleden tijd van lichten
    • Het lichtte en van ver rommelde de donder.