lepelden
- le·pel·den
vervoeging van |
---|
lepelen |
lepelden
- meervoud verleden tijd van lepelen
- Wij lepelden.
- Jullie lepelden.
- Zij lepelden.
- Wij lepelden.
- Het woord lepelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
lepelen |
lepelden