lensen
- len·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lensen |
lenste |
gelenst |
zwak -t | volledig |
lensen
- (verouderd) een walvis met een lens doorsteken
- Zij legden de riemen binnenboord om de walvis te kunnen lensen.
- Het woord lensen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.