Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • leh·ne

Werkwoord

lehne

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  3. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  4. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lehnen
Gelijkklinkende woorden
Paroniemen


Pennsylvania-Duits

Werkwoord

lehne

  1. lenen
  2. uitlenen


Riograndenser Hunsrückisch

Uitspraak

Werkwoord

lehne

  1. lenen
  2. uitlenen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lɛɦnɛ/
Woordafbreking
  • leh·ne

Werkwoord

lehne

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord lehnout