• lee·wiekt
vervoeging van
leewieken

leewiekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leewieken
    • Jij leewiekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leewieken
    • Hij leewiekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van leewieken
    • Leewiekt!