leeft af
- leeft af
vervoeging van |
---|
afleven |
leeft (...) af
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
- Jij leeft af.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
- Hij leeft af.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afleven
- Leeft af!
- Het woord 'leeft af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.