• leef af
vervoeging van
afleven

leef (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
    • Ik leef af. 
  2. gebiedende wijs van afleven
    • Leef af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleven
    • Leef je af?