ledigde
- le·dig·de
vervoeging van |
---|
ledigen |
ledigde
- enkelvoud verleden tijd van ledigen
- Ik ledigde.
- Jij ledigde.
- Hij, zij, het ledigde.
- Ik ledigde.
- Het woord ledigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
ledigen |
ledigde