• lar·deer
vervoeging van
larderen

lardeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van larderen
    • Ik lardeer. 
  2. gebiedende wijs van larderen
    • Lardeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van larderen
    • Lardeer je?