labeurden
- la·beur·den
vervoeging van |
---|
labeuren |
labeurden
- meervoud verleden tijd van labeuren
- Wij labeurden.
- Jullie labeurden.
- Zij labeurden.
- Wij labeurden.
- Het woord labeurden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.