• kwaad·spreekt
vervoeging van
kwaadspreken

kwaadspreekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwaadspreken
    • ... dat jij kwaadspreekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwaadspreken
    • ... dat hij kwaadspreekt.