kuste
- kus·te
vervoeging van |
---|
kussen |
kuste
- enkelvoud verleden tijd van kussen
- Ik kuste.
- Jij kuste.
- Hij, zij, het kuste.
- Ik kuste.
- ▸ 'Wat een geluk om zo'n fantastische man als jij te ontmoeten in dit kleine Brighton,'zei ze terwijl ze het half leeggedronken cognacglas voorzichtig uit zijn hand pakte, allebei hun glazen op het nachtkastje met de foto van haar man zette, zich snel over hem heen boog en hem kuste zodat hij buiten adem raakte.[1]
- Het woord kuste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265