• kroop
vervoeging van
kruipen

kroop

  1. enkelvoud verleden tijd van kruipen
    • Ik kroop. 
    • Jij kroop. 
    • Hij, zij, het kroop. 
     Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut. Daar kroop ik, nog in de greep van de angst, mijn slaapzak in en rolde mezelf tot een kleine bal.[1]
93 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be