kroop
- kroop
vervoeging van |
---|
kruipen |
kroop
- enkelvoud verleden tijd van kruipen
- Ik kroop.
- Jij kroop.
- Hij, zij, het kroop.
- Ik kroop.
- ▸ Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut. Daar kroop ik, nog in de greep van de angst, mijn slaapzak in en rolde mezelf tot een kleine bal.[1]
- Het woord kroop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroop" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be