krenkte
- krenk·te
vervoeging van |
---|
krenken |
krenkte
- enkelvoud verleden tijd van krenken
- Ik krenkte.
- Jij krenkte.
- Hij, zij, het krenkte.
- Ik krenkte.
- Het woord krenkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
krenken |
krenkte