Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krabt

Werkwoord

vervoeging van
krabben

krabt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krabben
    • Jij krabt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krabben
    • Hij krabt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van krabben
    • Krabt!