Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: koronasmittende
  • ko·ro·na·smit·te·de
Naar frequentie zeldzaam

koronasmittede

  1. bepaald enkelvoud stellende trap van koronasmittet

koronasmittede

  1. bepaald stellende trap van koronasmittet

koronasmittede

  1. onbepaald stellende trap van koronasmittet
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief           koronasmittede      

koronasmittede, m

  1. (medisch), (neologisme) een corona-geïnfecteerde, een met corona besmette persoon
    «Mandag lå 82 koronasmittede på norske sykehus.»
    Maandag lagen 82 corona-geïnfecteerde in Noorse ziekenhuizen.