koronasmittede
Niet te verwarren met: koronasmittende |
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·ro·na·smit·te·de
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
Bijvoeglijk naamwoord
koronasmittede
- bepaald enkelvoud stellende trap van koronasmittet
Schrijfwijzen
koronasmittede
- bepaald stellende trap van koronasmittet
Schrijfwijzen
koronasmittede
- onbepaald stellende trap van koronasmittet
Schrijfwijzen
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | koronasmittede |
Zelfstandig naamwoord
koronasmittede, m
- (medisch), (neologisme) een corona-geïnfecteerde, een met corona besmette persoon
- «Mandag lå 82 koronasmittede på norske sykehus.»
- Maandag lagen 82 corona-geïnfecteerde in Noorse ziekenhuizen.
- «Mandag lå 82 koronasmittede på norske sykehus.»