Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /kɔpiːm/
Woordafbreking
  • ko·pím

Zelfstandig naamwoord

kopím

  1. instrumentalis enkelvoud van kopí
  2. datief meervoud van kopí

Werkwoord

kopím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord kopit