Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·ter·wa·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koeterwalen
koeterwaalde
gekoeterwaald
zwak -d volledig

Werkwoord

koeterwalen

  1. inergatief een onbegrijpelijke taal of dialect spreken
    • En de twee mannen stonden er nog een tijdje te koeterwalen in dat vreemde taaltje voordat ze opstapten. 

Gangbaarheid