knok
- knok
vervoeging van |
---|
knokken |
knok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knokken
- Ik knok.
- gebiedende wijs van knokken
- Knok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knokken
- Knok je?
- Het woord knok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knok" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be