Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knob·bel·den

Werkwoord

vervoeging van
knobbelen

knobbelden

  1. meervoud verleden tijd van knobbelen
    • Wij knobbelden. 
    • Jullie knobbelden. 
    • Zij knobbelden. 

Gangbaarheid