• kni·sa

knisa

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast knise, zie aldaar

knisa

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van knisa

knisa

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van knise

knisa

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van knisa

knisa

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van knise

har knist

  1. voltooid (verleden) deelwoord van knisa

har knist

  1. voltooid (verleden) deelwoord van knise

knisa

  1. gebiedende wijs van knisa

knisa

  1. gebiedende wijs van knise