knabbel
- knab·bel
vervoeging van |
---|
knabbelen |
knabbel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knabbelen
- Ik knabbel.
- gebiedende wijs van knabbelen
- Knabbel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knabbelen
- Knabbel je?
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord knabbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.